Niki Lauda: bevlogen coureur
Andreas Nikolaus ‘Niki’ Lauda werd op 22 februari 1949 geboren als zoon van een rijke familie in Wenen. De sociale status van de familie bleek voor Niki voor- en nadelen te hebben. Hij had grote moeite zich aan te passen aan het strakke keurslijf van de familie maar toen hij zich serieus op de racerij stortte kwam met name het familiekapitaal goed van pas. Als 12 jarige was hij al bezig met het inparkeren van de auto’s van visite en via de Formule Vee en de Formule 3 kwam Niki in 1971 terecht in de Formule 2. Dit alles tegen de zin van zijn vader in die wilde dat Niki zich verre hield van de racerij.
Met heel veel geld van de familie kon hij in de seizoenen ’71 en ’72 een stoeltje bemachtigen bij het team van March (F1/F2 combinatie) samen met Ronnie Peterson. Later kocht hij een plek bij het BRM team van Louis Stanley en toen ging het plotseling hard met de carrière van Niki. Eerst begon Stanley hem te betalen voor het besturen van zijn auto en vervolgens ging de telefoon met aan de andere kant van de lijn Luca di Montezemolo van Ferrari; deze had ingezien wat voor een groot talent Niki was.
In 1974, zijn eerste jaar met het team van Ferrari, behaalde hij zijn eerste van 26 F1 overwinningen en streed hij samen met teamgenoot Clay Regazzoni om het kampioenschap.
De Ferrari 312 T (Transversal) was met afstand superieur over de auto’s van de competitie en Niki won 5 races in 1975. Hij werd met ruime afstand op nummer twee wereldkampioen en sprak zelf over ’75 als ‘the unbelievable year’.
Waarschijnlijk wordt Niki het best herinnerd door het kampioenschap dat hij niet won.
Ten tijde van de Grand Prix van Duitsland in 1976 op de Nurburgring had Niki een significante leiding in het wereldkampioenschap ondanks het feit dat hij een paar ribben had gebroken bij het maaien met een tractor van zijn landgoed in Salzburg. F1 playboy James Hunt, winnaar van de Britse GP dat jaar, lag met zijn McLaren meer dan 20 punten achter op Niki.
Na een vroege pitstop om de regenbanden te wisselen voor slicks vloog Niki’s Ferrari, ter hoogte van Bergwerk, om onverklaarbare redenen plotseling naar rechts waarbij hij de vangrails raakte. De auto stuiterde terug de baan op, kon niet meer ontweken worden door Brett Lunger en vloog in brand.
Een aantal coureurs waaronder Brett Lunger, Guy Edwards en een onverschrokken Arturo Merzario wisten Niki te bevrijden uit het brandende wrak. Hoewel hij nog in staat was te staan na zijn ongeluk werd al snel duidelijk hoe ernstig de verwondingen waren. Hete, toxische gassen hadden zijn longen beschadigd en waren in zijn bloed terechtgekomen. Zijn helm was gedeeltelijk losgekomen waardoor hij ernstige verbrandingen aan zijn hoofd had en hij belandde al snel in een coma. Wekenlang werd er gevreesd voor zijn leven.
Het ongelooflijke gebeurde, zes weken na zijn ongeluk zat Niki al weer in de cockpit van zijn Ferrari. Later gaf hij toe dat hij toen wel praktisch verlamd was door de angst.
In de 6 weken waren er twee GP’s geweest en Hunt was dichterbij gekomen, met een tweede overwinning op Zandvoort. Niki keerde terug bij de GP op Monza en behaalde daar een knappe 4e plaats (3 punten). Vervolgens won Hunt de twee volgende GP’s in Noord-Amerika. In Canada had Niki moeten opgeven vanwege problemen met de wielophanging en op Watkins Glen was hij derde geworden.
Voor de laatste race op het circuit van Fuji stond Hunt nog maar 3 punten achter op Niki. De race ging van start met zware regen en na twee ronden gaf Niki het op omdat hij zei dat het gekkenwerk was met dit weer te racen. Waarschijnlijk had hij wel gelijk maar de kans is groot dat zijn eerdere ongeluk ook van invloed was op deze beslissing. In de race werden de omstandigheden al snel beter en, ondanks een late pitstop, finishte Hunt als derde waardoor hij met 1 punt voorsprong op Niki wereldkampioen werd.
In 1977 werd Niki voor de tweede maal wereldkampioen met Ferrari (dit met slechts 3 overwinningen) maar bij de Grand Prix van Canada zegde hij plotseling zijn samenwerking met Ferrari op. Hij reed in ’78/’79 voor Brabham en kondigde toen het einde van zijn carrière in de F1 aan.
Echter in 1982 keerde hij terug, naar eigen zeggen om financiële redenen (in de tussenliggende jaren was hij begonnen met vliegtuigmaatschappij Lauda Air en dat had hem veel geld gekost). Hij sloot een contract (voor veel geld maar wel een overeenkomst voor slechts 4 races) met Ron Dennis van McLaren. Zijn teamgenoot was John Watson.
In 1984 werd Niki voor de derde keer wereldkampioen, dit keer met de McLaren TAG Turbo, met een 1/2 punt (de GP van Monaco was voortijdig gestaakt waardoor de punten gehalveerd waren) voorsprong op zijn toenmalige teamgenoot Alain Prost.
Een kort overzicht van Niki’s staat van dienst in de F1:
– Races: 171
– Overwinningen: 26
– Pole posities: 24
– Podiums: 54
– Snelste racerondes: 25
– Aantal ronden aan kop: 1620
– Wereldkampioen: 1975 en 1977 (Ferrari), 1984 (McLaren)
‘This year (1974) I wasn’t ready to become world champion. If I have a good season next year, I shall know the reason for it all: to make me tough and ready for great things’
Lauda
‘What struck me was how “clever” his best performances were. He often kept himself back, in practice, and awaited the right moment, and then really went flat out. He always thought more deeply than the others, and he also gave himself endless trouble preparing the race’
Fritz Indra, Ferrari monteur
‘My PR value alone is worth that much. You’ll be paying only one dollar for my driving ability, all the rest is for my personality’
Lauda, gedurende de onderhandelingen met McLaren en Marlboro voor een terugkeer in de F1
Niki Lauda is altijd een trouwe drager van Rolex horloges geweest.
Afb.: Niki met zijn Rolex Daytona ‘Big Red Panda’
Afb.: Niki met zijn ‘Pepsi’ Rolex GMT-Master
Jaap Bakker