De Ferrari 365 GTB/4 Daytona Competizione: het beest
Afb.: Ferrari 275 GTB/4
Toen Ferrari in 1968 de 275 GTB verving door de 365 GTB/4 Daytona werd er niet gesproken over een race versie waardoor er een einde dreigde te komen aan een uiterst succesvol competitie tijdperk. In deze periode hadden de Ferrari’s, met name de GT afstammelingen, het GT racen gedomineerd.
Er waren voor de fabrikant meerdere redenen om het klanten raceprogramma in de wacht te zetten, met name door de sterk stijgende kosten van de sports car en F1 activiteiten en door het feit dat klanten meer gefocust raakten op het racen met prototypes.
De 365 GTB/4 had echter dezelfde race DNA die zijn voorgangers ook hadden en het kon dan ook niet lang duren voordat er iemand zou opstaan die de race handschoen zou oppakken om te gaan racen met de Daytona.
Het was geen verrassing dat deze persoon Luigi Chinetti was. Chinetti was vanaf de eerste minuut betrokken geweest bij het ontstaan van Ferrari.
Na het eindigen van WOII was het racen in Europa weer van start gegaan en Chinetti nam deel aan de wedstrijden. In 1949 bestuurde hij in de 24 Uren van Le Mans de eerste Ferrari die deze race won en vestigde hij het record van de eerste coureur die tot op dat moment de race drie keer had gewonnen. De Ferrari 166 MM die Chinetti bestuurde tijdens de 24 Uren werd gedurende 20 minuten overgegeven aan de handen van Baron Selsdon of Scotland (Peter Mitchell-Thomson) zodat deze de officiële co-driver werd. Belangrijker feit is dat Chinetti drieëntwintig van de 24 Uren gereden had. Na de race kocht Thomson de Ferrari 166 MM via Chinetti.
In hetzelfde jaar won Chinetti voor de tweede keer de 24 Uren van Spa in een Ferrari samen met Jean Lucas.
Afb.: Luigi Chinetti
Afb.: Luigi Chinetti in de Ferrari 166 MM tijdens de 24 Uren van Le Mans in 1949
Later werd Chinetti de Ferrari importeur voor Noord-Amerika en hij nam al lange tijd deel aan races met zijn privé team North American Racing Team (NART). In 1969 nam hij met een alloy-bodied Daytona, een prototype, deel aan de races op Daytona en Sebring, met als beste resultaat een 12de plek in de laatste race.
Gesterkt door de prestaties van zijn Daytona nam Chinetti contact op met zijn oude vriend Enzo Ferrari in een poging om Enzo van gedachten te laten veranderen over het maken van een race versie van de Daytona. Enzo stelde het volgende voor. De ‘Assistenza Clienti’ (klanten hulpservice) van Ferrari zou een serie van 5 Daytona’s voor het raceseizoen 1971 klaarmaken. Cruciaal voor de afspraak tussen Chinetti en Ferrari was dat het ‘Gestione Sportiva’ (fabriek’s racedepartement) buiten deze onderneming zou blijven. Zo kon Ferrari zeggen dat ze geen associatie hadden met de Daytona Competizione terwijl de loyale klanten te vriend werden gehouden.
Gebouwd volgens de regulaties van Group 4 had de Daytona Competitizione een volledig aluminium bodywork en ramen van plastic. Op deze manier was er een gewichtsbesparing van 400 kg ten opzichte van de relatief zware straat versie. Veranderingen aan de buitenkant van de auto waren ondermeer het verwijderen van de bumpers en het aanbrengen van kleine ‘fences’ op de voor spatborden om de stabiliteit op hoge snelheid te verbeteren. De modificaties aan de motor waren beperkt tot een koude lucht ‘box’ en een open uitlaatsysteem. Het vermogen steeg hiermee met 50 pk tot een indrukwekkende 402 pk.
Technische gegevens van de Daytona Competitizione:
Engine
Type
rear, longitudinal flat-12
Bore/stroke
81 x 71 mm
Unitary displacement
365.86 cc
Total displacement
4390.35 cc
Compression ratio
9,9:1
Maximum power
316 kW (430 hp) at 7800 rpm
Power per litre
98 hp/l
Maximum torque
461 Nm (47 kgm) ar 5500 rpm
Valve actuation
twin overhead camshafts per bank, two valves per cylinder
Fuel feed
six Weber 40 DCN 21 carburettors
Ignition
single spark plug per cylinder, two coils
Lubrication
dry sump
Clutch
single-plate
Chassis
Frame
tubular steel
Front suspension
independent, unequal-length wishbones,
coil springs, telescopic shock absorbers, anti-roll bar
Rear suspension
independent, unequal-length wishbones,
coil springs, telescopic shock absorbers, anti-roll bar
Brakes
discs
Transmission
5-speed + reverse
Steering
worm and roller
Fuel tank
capacity 125 litres
Front tyres
255/10/15
Rear tyres
275/11/15
Bodywork
Type
two-seater berlinetta
Length
4425 mm
Width
1760 mm
Height
1245 mm
Wheelbase
2400 mm
Front track
1478 mm
Rear track
1515 mm
Weight
1240 kg (dry)
Performance
Top speed
310 km/h
Acceleration
0-100 km/h
Prototype
1 12547
Series I alloy
5 14407, 14429, 14437, 14885, 14889
Series II
5 15225, 15373, 15667, 15681, 15685
Series III
5 16343, 16363, 16367, 16407, 16425
offical conversions
8 12467, 13367, 13855, 14065, 14107, 14141, 15965, 16717
Total
24
Naast Chinetti kochten ook ervaren Ferrari ‘privateers’ zoals de Franse importeur Charles Pozzi en de Scuderia Filipinetti de nieuwe GT racer. De tweede auto uit serie I werd verkocht aan een Italiaanse liefhebber die er voor koos om de machtige machine op de openbare weg te gaan gebruiken. Gereed in het najaar van 1971 debuteerde de Daytona Competizione bij de Tour de France waar de auto’s van Filipinetti en Pozzi respectievelijk vierde en tiende overall eindigden. Het laatste belangrijke optreden van de auto in 1971 was tijdens de Montlhery 1000 km waar de auto van Pozzi derde overall en tweede in zijn klasse eindigde.
In de winter van ’71/’72 werden er nog eens vijf auto’s gebouwd met een stalen koetswerk en een motor die nu 430 pk leverde. De Daytona Competizione beleefde een belangrijke doorbraak bij de 24 Uren van Le Mans in 1972 waar een serie II exemplaar van Pozzi vijfde overall en eerste in zijn klasse eindigde voor vier zuster auto’s.
De veelzijdigheid van de Daytona Competizione werd verder benadrukt doordat de Le Mans klasse winnaar een jaar later in de Tour de France een overtuigende overwinning behaalde. Ook aan de overkant van de Atlantische Oceaan werd met succes geracet met de Daytona’s.
Voor het seizoen 1973 werden vijf auto’s gebouwd met een nog sterkere motor. Zij bleven succesvol met twee klasse overwinningen op Le Mans. Naast het prototype voor Chinetti en de vijftien exemplaren die gefabriceerd waren door de ‘Assistenza Clienti’ van Ferrari werden er meerdere straatversies van de Daytona geupdate naar Group 4 specificaties in het begin van de jaren 70. Veel van deze auto’s hadden een lange en succesvolle race carrière; een hiervan eindigde zelfs als tweede overall in de 24 Uren van Daytona in 1979.
Hieronder volgt de geschiedenis van de vijf Daytona Competizione’s uit serie I:
Chassis 14407:
Nieuw afgeleverd aan Charles Pozzi in de zomer van 1971 was dit de eerste van vijf exemplaren die dit jaar gebouwd werden. Het maakte zijn competitiedebuut met een 10e plaats in de Tour Auto en een derde plaats overall in de Montlhery 1000 km. In de jaren daarna werd er met 14407 uitgebreid geracet met een klasse overwinning op Le Mans in 1974 door Bardini en de toenmalige eigenaar Cyril Grandet als beste resultaat. Uiteindelijk kwam de auto terecht bij een Nederlandse liefhebber die er, na een complete restauratie, vol mee ging racen; onder andere in de Tour Auto in 2005 (zie foto).
Chassis 14429:
Van de 15 gebouwde Daytona Competizione’s is dit het enige exemplaar waarmee in de 70er jaren niet geracet werd. Chassis 14429 was gekocht door Enzo Ferrari’s goede vriend Dottore Paolo Mariani die er op straat mee reed. In de daarop volgende jaren had de auto meerdere eigenaren tot hij in 1994 gekocht werd door Sir Anthony Bamford. Deze liet de auto prepareren voor het racen maar hij werd hier maar een enkele keer voor gebruikt. Sinds 1999 is de 14429 in Zwitserse handen en wordt er meer mee geracet in evenementen als de Tour Auto en de Le Mans Classic.
Chassis 14437:
Dit exemplaar was bestemd voor de Scuderia Filipinetti die hem als eerste gebruikte in de Tour Auto waar hij in de handen van Vic Elford en Max Kingsland vierde werd. Nadat chassis 14437 in 1972 op Le Mans gecrasht was werd er niets meer mee gedaan totdat hij uiteindelijk verkocht werd. In 1977 kocht acteur Paul Newman de auto en werd hij vijfde overall in de Daytona 24 Hours samen met Milt Minter en Elliott Forbes-Robinson. Na een korte stop bij de Matsuda collectie is de auto nu in handen van een Amerikaanse enthousiast die er actief mee racet in de USA en in Europa.
Chassis 14885:
Dit is de eerste van 2 Daytona Competizione’s die verkocht werden aan het NART team van Luigi Chinetti. Dit exemplaar racete op de circuits van Daytona en Sebring bij de start van het seizoen 1972. Het beste resultaat werd behaald op Sebring waar Luigi ‘Coco’ Chinetti en Bob Grossman tweede in de klasse finishte. In de 90er jaren keerde de auto terug naar de circuits, op dat moment in Duitse handen. Op de foto is de 14885 te zien in de handen van Sir Anthony Bamford die er mee deelnam aan de Tour Auto en de Spa CER race in 2005 en de 2006 Le Mans Classic.
Chassis 14889:
Het laatste exemplaar van de serie I werd nieuw afgeleverd aan het NART team dat er veelvuldig mee racete in de seizoenen 1972 en 1973. Tot zijn beste resultaten behoorde een vijfde overall plaats in de Daytona 24 Hours in 1973 met aan het stuur Bob Grossman, Luigi ‘Coco’ Chinetti en Wilbur Shaw Jr. Lange tijd bleef de 14889 in de USA totdat hij uiteindelijk gekocht werd door Jean Guikas in Frankrijk die er in 2010 mee deelnam aan de Le Mans Classic.
Jaap Bakker