Tom’s einde
Tom werd al voor zessen wakker. Hij had sowieso weinig slaap nodig, bij de Navy Seals had hij geleerd met 20 minuten slaap alert te kunnen handelen, maar vandaag was een bijzondere dag. Over exact zes uur ging hij afdalen naar het diepste punt op aarde, de Marianna Trog in de buurt van Guam. Hij had de Rolex al om die hem op zijn wonderbaarlijke avontuur ging vergezellen; het horloge werd hiervoor bevestigd aan een van de hydraulische armen van de ‘Big Blue Whale’, het vaartuig waarmee hij uiteindelijk op ruim tien kilometer diepte zou landen in een tabakskleurige prut met exotische al dan niet levende objecten.
De zee ging flink te keer. Tom schatte een windkracht 8 en het moederschip deinde loom maar uitgesproken op en neer.
Een ontbijt met eieren met spek, sinaasappelsap en volle melk moest voldoende zijn om pas tegen borreltijd weer trek te krijgen, tegen die tijd moest Tom wel weer terug zijn en was een borrel wel verdiend. Iedereen aan boord wist dat ze Tom nog een halfuur met rust moesten laten. Verdiept in ‘The old man and the sea’ van Ernest Hemingway dronk hij sterke, zwarte koffie en permitteerde hij zich twee Luckies.
Vanaf nu tot het moment dat de ‘Big Blue Whale’ te water ging verliepen de voorbereidingen met militaire precisie. De zeekaarten kwamen op tafel, de laatste radargegevens over het weer en continue monotering van de stromingen onder de zeespiegel. De laatste fase was het driedubbel checken van iedere schakelaar, ieder elektronisch circuit, iedere afdichting en de twee hydraulische armen van de ‘Big Blue Whale’. Om half twaalf was alles goed bevonden en nam Tom plaats in het vaartuig. De glazen koepel ging dicht en hij stond er alleen voor.
Tom was zijn leven lang gewend om rationeel en to the point denken. Dat deed hij vroeger al en bij de Seals was het van levensbelang. Op 300 meter gleed Tom in gedachten terug naar zijn jeugd. Als achtjarige had hij een keer zijn linkerarm gebroken na een sprong in een kuil die dieper was dan hij had ingeschat. Hoe trots was hij wel niet geweest toen hij de volgende dag het gips had kunnen laten zien aan zijn vriendjes en vriendinnetjes; iedereen wilde zijn naam er op zetten.
Kamperen met pa. Niet op zo’n laffe camping met klapstoelen, bierkratjes en voorbij schokkende mensen met een pleerol, nee, echt in the middle of fucking nowhere. Vissen op forellen en vallen zetten om ‘s avonds wat te eten te hebben. Je rugzak aan een boom hangen omdat ie anders leeg geroofd werd door allerlei ongedierte. Al had hij de meeste dingen die pa bij het kampvuur vertelde, zeker als de drank in de man zat en het over steeds complexere zaken van het leven ging, niet zo goed kunnen volgen toch maakte het diepe indruk op hem.
Tom was trots op zijn eigen zoon. Zijn zoon was echt begaafd, dat werd door iedereen gezegd en kwam dus niet voort uit ouder deformatie, maar hij ging er zo verdomd knap mee om. Natuurlijk was hij zich van het gegeven bewust maar hij had een zelfverzekerdheid zonder enige aanmatiging. Het was gewoon een toffe peer.
Tom had het achterhoofd vast van een knul van 19 of 20. De jongen beefde van angst en in zijn ogen was de situatie nog erger. Mogadishu drie jaar geleden, een Seal missie om een van de belangrijkste warlords te neutraliseren. De knul was geraakt in de nek en uit de linker carotis pulseerde met een steeds lagere frequentie donkerrood bloed. Het enige dat Tom kon doen was de jongen geruststellen maar hij moest zoeken naar woorden waarmee.
Op 9000 meter hoorde Tom een oorverdovende knal. Met enige moeite kon hij links en rechts van hem kijken en hij zag dat er verschillende scheuren in de glazen koepel zaten. De scheuren breidden zich snel uit.
Tom had zijn zoon beloofd hem de Rolex te geven na deze missie. Tom bedacht zich nog net hoe vreselijk hij het vond dat dit nooit meer zou gebeuren. Godzijdank was de implosie in een oogwenk voorbij.
Jaap Bakker
Geef een reactie