• Welkom op 'planet Rolex' en haar bewoners

Vol gas met de Ferrari schoen
Door: admin

HSS:FS:p
HSS:FS:p1
HSS:FS:p2
HSS:FS:p3
HSS:FS:p4
HSS:FS:p5
HSS:FS:p6
HSS:FS:p7

Het is zondagochtend en nog vroeg. Een vaal zonnetje schijnt door de mist boven de weilanden, de rijp hangt nog in de bomen. De hoogste tijd om je 246 GT Dino of 365 GTB/4 Daytona van stal te halen. Gepaste kleding is zo gevonden, je gaat tenslotte niet naar de verjaardag van je schoonmoeder, en om je pols hangt sowieso die 1969 Rolex Submariner. Er is echter een probleem, wat doe ik aan mijn voeten?
Ook daar is snel een antwoord op gevonden: de Ferrari schoen die door Heeren Shoes & Shirts (www.heerenshoes.com) op de markt is gebracht. Zij hebben Paulus Bolten, een gerenommeerde schoenmaker die werkt in Parijs, ingeschakeld om voor de introductie van een nieuwe Ferrari een passende Ferrari schoen te maken.

DSC_0043
DSC_0405
IMG_0703
IMG_0705

De schoen geeft op subtiele wijze weer waar Ferrari aan te herkennen is. Het typerende rood van de carrosserie en een gele neus verwijzend naar het gele Ferrari logo met de Cavallino Rampante. De zwarte zool van de schoen verwijst naar de zwarte omkadering van het logo en naar het rubber van de racebanden onder de auto.
Het is fraai om te zien dat de unieke wereld van Ferrari nu ook terug te vinden is in een paar schoenen.

HSS:FS:artDB
HSS:FS:artDB1
HSS:FS:artDB2
HSS:FS:artDB3
HSS:FS:artDB5
HSS:FS:artDB6
HSS:FS:artDB7

Met dank aan Heeren Shoes & Shirts

Jaap Bakker

juli 5th

11:27
Ferrari

Rolex en Wimbledon: innig verbonden sinds 1978
Door: admin

RoWim:logo

RoWim:toegangshek
RoWim:aardbeien
RoWim:bekers
RoWim:centre court
RoWim:Rolex klok

RoWim:McEnroe-Borg-Gerulatus

Afb.: John McEnroe met zijn stalen Rolex Datejust, geflankeerd door Bjorn Borg en Vitas Gerulaitis. Deze twee heren worden er ook ernstig van verdacht een Rolex gedragen te hebben.

Tegenwoordig sponsort Rolex vele takken van sport maar tennis lijkt toch het speerpunt te zijn. Rolex werkt reeds sinds 1978 samen met het tennistoernooi van Wimbledon en het is daarmee een van de langst bestaande sponsorschappen binnen de sport. Daarnaast zijn een aantal tennisspelers Ambassadeur voor Rolex (Roger Federer, Jo-Marie Tsonga, Iva Ivanovich, Caroline Woczniacki). Aan het eind van dit artikel een overzicht van de verschillende Rolex horloges van Roger Federer.

De geschiedenis van Wimbledon

Wimbledon, The Wimbledon Championships of The Championships is het oudste, en vele zeggen het meest prestieuze, tennistoernooi ter wereld dat vanaf 1877 gespeeld wordt op de All England Club in Wimbledon, Londen. Van de vier Grand Slam toernooien die jaarlijks gespeeld worden is Wimbledon de enige waar nog steeds op gras gespeeld wordt, vandaar dat het spel daar van origine ‘lawn tennis’ genoemd wordt.
De tradities op Wimbledon behelzen onder andere een strikte ‘dress code’ voor de spelers, het eten van aardbeien met slagroom door de bezoekers en Koninklijk mecenaat.

De All England Lawn Tennis and Croquet Club is een in 1868 opgerichte privé club die eerst bekendstond onder de naam The All England Croquet Club, gevestigd op Worple Road, Wimbledon.
In 1876 werd ‘lawn tennis’, ongeveer een jaar eerder bedacht door Major Walter Clopton Wingfield en toen nog ‘Sphairistike’ genoemd, toegevoegd aan de activiteiten van de club.
‘Lawn tennis’ werd in 1877 toegevoegd aan de naam van de club en er werden nieuwe regels opgesteld (ter vervanging van de code opgesteld door de Marylebone Cricket Club) voor het eerste Lawn Tennis Championship. De huidige regels zijn in grote lijnen gelijk gebleven, veranderd zijn bijvoorbeeld de hoogte van het net en de afstand van de servicelijn naar het net.

RoWim:S.Gore

Afb.: Spencer Gore, de winnaar van het eerste Wimbledon Championship in 1877

Op 9 juli 1877 ging het eerste Wimbledon Championship van start. Er werd alleen een heren single toernooi gespeeld waarvoor 22 deelnemers zich hadden ingeschreven. Op de dag van de finale waren er ongeveer 200 toeschouwers die 1 shilling hadden betaald om er bij te zijn.
De finale werd gewonnen door Spencer Gore.
In 1882 lag de nadruk van de activiteiten op de club vrijwel volledig op het ‘lawn tennis’ en werd de naam ‘Croquet’ verwijderd uit de aanhef. Echter, om sentimentele redenen, werd in 1899 de oude naam weer in ere hersteld.

RoWim:damesschema

Afb.: Het Ladies Championship in 1884. De eerste prijs was gewonnen door Maud Watson die hiervoor een zilveren bloemenmand ontving ter waarde van 20 guineas

Vanaf 1884 werden de dames singles en de heren dubbel toegevoegd aan het toernooi. Dames dubbel en gemengd dubbel werd gespeeld vanaf 1913.
Tot 1922 gold de regel dat de regerend kampioen alleen de finale hoefde te spelen tegen degene die in het toernooi tot daar geraakt was.
Interessant is ook dat tot 1968 alleen hooggeplaatste amateurspelers deelnamen aan het toernooi. Televisieverslagen van The Championship waren voor het eerst in 1937 te zien.

RoWim:AA president gold

Afb.: Arthur Ashe met een gouden Rolex President

“I only wear Rolex”-Arthur Ashe

Arthur Robert Ashe Jr. (10 juli 1943-6 februari 1993) was een Afro-Amerikaanse tennisspeler die een tijd lang nummer 1 stond op de wereldranglijst. Hij was de eerste gekleurde speler die geselecteerd werd voor het Amerikaanse Davis Cup team en de enige gekleurde speler ooit die de heren singles titel heeft veroverd in de US Open, de Australian Open en Wimbledon. Hij stopte in 1980 met spelen.
In het begin van de jaren 80 raakte Ashe besmet het HIV virus door een bloedtransfusie tijdens een bypass operatie aan zijn hart. In april 1992 bracht Ashe zijn ziekte in de publiciteit en begon hij anderen voor te lichten over HIV en AIDS. Hij startte met de Arthur Ashe Foundation met als doel de bestrijding van AIDS en met het Arthur Ashe Institute for Urban Health.
Arthur Ashe overleed op 6 februari 1993 aan de gevolgen van een AIDS gerelateerde longontsteking. Ashe ontving op 20 juni 1993 posthum de Presidential Medal of Freedom uit handen van President Bill Clinton.

RoWim:AA zw foto

Afb.: Arthur Ashe met zijn gouden Rolex President

RoWim:JN adv day-date '75

Afb.: Advertentie van Tiffany & Co met John Newcombe voor de 18 krt gouden Rolex Day-Date

John David Newcombe (23 mei 1944 in Sydney) is een Australische oud-nummer 1 van de wereld die 7 Grand Slam singles titels heeft gewonnen.
Newcombe was een geboren atleet en als jongen beoefende hij meerdere sporten maar uiteindelijk legde hij zich helemaal toe op het tennis. In 1961, 1962 en 1963 was hij de Australische jeugdkampioen en in 1964 maakte hij deel uit van het winnende Australische Davis Cup team. Zijn eerste Grand Slam titel won Newcombe in 1965 toen hij samen met de Australiër Tony Roche de heren dubbel titel pakte op de Australian Championships. In hetzelfde jaar wonnen ze ook de heren dubbel titel op Wimbledon. Uiteindelijk won het duo 12 Grand Slam titels, een record dat pas in 2013 verbroken werd door Bob en Mike Bryan.
Het sterke wapen van Newcombe was zijn krachtige service en volley en hij sloeg ook dikwijls met zijn tweede service een ace. In 1967 was hij nummer 1 op de wereldranglijst van de amateurs en bij de professionals stond hij in 1970 en 1971 gedeeld eerste. In de singles heeft hij 2 keer de Australian Open, 3 keer Wimbledon en 2 keer de US Open gewonnen.
In de in 1979 verschenen autobiografie van Jack Kramer, zelf een goede tennisser en tennis promoter, staat Newcombe in de lijst van 21 van de beste spelers aller tijden.

RoWim:JN adv(1)

RoWim:JN adv(kleur)

Afb.: twee advertenties met John Newcombe voor de 18 krt gouden Rolex Day-Date

Ter afsluiting nog een fraai overzicht van de verschillende Rolex horloges die Ambassadeur Roger Federer draagt.

RoWim:RF Daytona 'PN' interview
RoWim:RF Daytona 'PN' 6263
RoWim:RF Daytona wit goud
RoWim:RF everose gold
RoWim:RF Milgauss-GV
RoWim:RF Yachtmaster II
RoWim:RF daytona platina

Jaap Bakker

juni 28th

17:11
Modellen

Personen

De Rolex Daytona en het Zenith El Primero kaliber 400
Door: admin

DayZe:kal4030(1)

Na een lange tijd vertrouwd te hebben op het handopwindbare Valjoux 72, en een aantal varianten hierop, uurwerk (zie artikel:’Valjoux 72: de start van de Daytona’) besloot Rolex in 1987 om gebruik te gaan maken van een Zenith uurwerk om de Daytona aan te drijven. Het El Primero kaliber 400 was in 1969 voor het eerst door Zenith op de markt gebracht en, na een onderbreking van een aantal jaren, vanaf 1986 weer beschikbaar. Het meest opvallende kenmerk van het Zenith kaliber 400 was dat het een tikgetal had van 36.000 bph, waar tot dan toe 18.000, 21.600 en 28.800 bph gangbaar waren. Het hogere tikgetal zorgde voor een grotere nauwkeurigheid van het uurwerk.

Het kaliber 400 van Zenith was het enige chronograaf uurwerk met automatische opwinding dat voldeed aan de zeer hoge kwaliteitsstandaard die Rolex hanteerde. Het was echter beslist niet zo dat Zenith de uurwerken leverde en dat Rolex deze dan direct in de kast plaatste.
In ieder geval werden de volgende aanpassingen gedaan door Rolex:

– Een nieuw echappement met een veel grotere, vrij bewegende balans en een balansveer met Breguet overcoil; een door Rolex geprefereerde en duurdere configuratie die leidt tot een hogere accuraatheid
– Het tikgetal van 36.000 werd teruggebracht naar 28.800 bph; dit brengt de frequentie van noodzakelijk onderhoud omlaag
– De datum functie werd uit het uurwerk verwijderd

Al met al werd het uurwerk voor ongeveer 80% door Rolex gemoduleerd voordat het voldeed aan alle eisen. Op deze manier werd het Rolex kaliber 4030 geboren.

DayZe:kal4030

Afb.: kaliber 4030

De Daytona met dit kaliber had als referentienummer 16520. Ref 16520 verschilde van de vorige generatie Daytona’s door het hebben van saffier glas en door een aantal esthetische wijzigingen. Onder invloed van andere sportieve horloges van Rolex uit die tijd, b.v. de Submariner, was de kastdiameter gegroeid van 37 naar 40 mm. De oppervlakte van de wijzerplaten waren nu gelakt en glanzend versus mat (zwart) of metallic (zilver). De wijzerplaat was voorzien van metalen uren indexen die ingelegd waren met lichtgevend materiaal. De sub dials hadden een dunne schaalverdeling van een tegengestelde kleur en waren daaromheen voorzien van een metalen rand.

Rolex heeft de Daytona ref 16520 geproduceerd van 1987 tot 2000. Vanaf 2000 kreeg de Daytona een geheel door Rolex gefabriceerd uurwerk.
Zoals in onderstaand overzicht te zien is kunnen er tussen 1987 en 2000 zes periodes onderscheiden worden waarin de Daytona kleine wijzigingen onderging. De meest opvallende kenmerken van een aantal wijzerplaten uit de hele periode zijn de volgende:

– 1987(laat)-1988: ‘zwevende’ Cosmograph, ‘Cosmograph’ staat los in het midden van de wijzerplaat
– 1989-1990(vroeg): 4 regels, ‘officially certified’ ontbreekt op de wijzerplaat
– 1990(vroeg)-1993(vroeg): ‘omgekeerde’ 6, de ‘6’ op de sub dial bij 6 uur is omgekeerd en lijkt een ‘9’

Het volledige overzicht van de productie van de Daytona ref 16520 tussen 1987 en 2000:

DayZe:chart88-00

DayZe:88:3;4wp
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
DayZe:88:wp(1)

Afb.: 1988

DayZe:89:detail wp

DayZe:89:wp

Afb.: 1989

DayZe:91:wp

Afb.: 1991

DayZe:92:wp

Afb.: 1992

DayZe:95:wp
DayZe:95:horloge+pap

Afb.: 1995

DayZe:99:3;4wp
DayZe:99:wp

Afb.: 1999

Jaap Bakker

juni 22nd

19:03
Kalibers

Modellen

Techniek

De 2013 Rolex Daytona Platina: een toekomstige klassieker
Door: admin

Op de Baselworld 2013 introduceerde Rolex de Daytona ref 116506 om te vieren dat dit type Rolex 50 jaar bestaat. Waar velen gehoopt hadden dat deze mijlpaal zich zou vertalen in een feestelijk model in staal dat voor een hoop Rolex liefhebbers bereikbaar zou zijn, sloeg Rolex een volledig andere weg in.
De nieuwe Daytona is gemaakt van platina, de eerste keer dat de Daytona in dit materiaal wordt uitgebracht, en is daardoor direct een ‘Vintage Rolex’ dat onder liefhebbers zeer gewild zal zijn. Dit in lijn met de oude Paul Newman Daytona’s waar veel geld voor betaald wordt.

DayPl:wijzerplaat

DayPl:wp1:1

DayPl:wp1:1.1

Naast het gebruik van 950 Platinum vallen direct twee zaken op bij de nieuwe Daytona.
De wijzerplaat is in ‘ice blue’ dat tot nu toe alleen gebruikt werd bij de Day-Date II in platina. Daarnaast springt de ‘chestnut brown’ lunette in het oog. Deze is gemaakt van Cerachrom, een lunettering of een lunette uit een stuk. Het probleem met een gewone lunette is dat deze krassen kan oplopen of zijn fraaie glans verliezen door blootstelling aan zwemwater met chloor, zonlicht of zeewater.
Een Cerachrome-lunette kent deze problemen niet omdat zij gemaakt is van extreem hard keramisch materiaal. Hierdoor is zij praktisch krasbestendig en ook niet gevoelig voor UV-straling.
Om dit keiharde materiaal te kunnen voorzien van de cijfers en de schaalverdeling worden deze in het keramiek gegraveerd voordat het volledig uitgehard wordt bij een temperatuur van 1.500 graden Celsius. Daarna volgt een stuk echt vakmanschap: de lunette wordt, atoom voor atoom, bedekt met platina of goud en vervolgens gepolijst totdat alleen het edelmetaal overblijft in de cijfers en de schaalverdeling. Het kost dan ook 40 uur om een dergelijke lunette met eeuwigheidswaarde te fabriceren.
Doe je de Daytona om je pols voel je direct dat je iets serieus te pakken hebt, het gewicht van dit horloge is 183 gram.

DayPl:pols

DayPl:pols1

De geschiedenis van platina

Platinum_crystals

Afb.: Platina kristallen

Platinum-nugget

Afb.: Platina klompje

Platina is een chemisch element met het symbool Pt en het atoomnummer is 78. De naam is afkomstig van de Spaanse term ‘platina’ wat letterlijk vertaald ‘klein zilver’ betekent. Het is een compact, smeedbaar, rekbaar, waardevol grijs-wit overgangsmetaal.
Het is een van de zeldzaamste elementen in de lagen van de aarde en de gemiddelde dichtheid bedraagt 5 mu gram/kg. Zuid-Afrika is verantwoordelijk voor 80 % van de wereldproductie.

Platinum:AntoniodeUlloa

Afb.: Antonio de Ulloa wordt beschouwd als de ontdekker van platina in 1735

Platina werd door de pre-Colombiaanse Amerikanen in de buurt van het tegenwoordige Esmeraldas, Ecuador gebruikt om artefacts te produceren van een witgoud-platina legering. De eerste Europese referentie aan platina dateert van 1557 in de geschriften van de Italiaanse humanist Julius Caesar Scaliger als een beschrijving van een onbekend edelmetaal dat gevonden werd tussen Darien en Mexico, “which no fire nor any Spanish artifice has yet been able to liquefy”.

In 1741 vond Charles Wood, een Britse metallurg, verschillende monsters van Colombiaanse platina in Jamaica die hij stuurde naar William Brownrigg voor verder onderzoek.
Antonio de Ulloa keerde in 1746 terug in Spanje na acht jaar onderweg te zijn geweest met de Franse geodetische missie. In zijn verslag van de missie beschreef hij platina als niet deelbaar en berekenbaar. Ulloa voorspelde eveneens de ontdekking van platina mijnen.
In 1750 presenteerde Brownrigg, na de bestudering van het platina dat Wood hem gestuurd had, een gedetailleerd verslag van het metaal aan de Royal Society. Daarbij gaf hij aan dat hij het metaal nergens vermeld had zien staan in eerdere stukken over bekende mineralen. Brownrigg beschreef eveneens het extreem hoge smeltpunt van platina.
In 1786 verschafte Charles III van Spanje een bibliotheek en een laboratorium aan Pierre-Francois Chabaneau om verder onderzoek naar platina te kunnen doen. Chabaneau slaagde er in om meerdere onzuiverheden te verwijderen uit de erts, onder andere goud, kwik, lood, koper en ijzer. Na maanden van onderzoek en testen slaagde Chabaneau erin om 23 kilo puur, smeedbaar platina te produceren door de spons vorm met hamer en druk te bewerken terwijl deze witheet was.
Chabaneau realiseerde dat de eigenschappen van platina waarde zouden geven aan voorwerpen gemaakt van dit metaal en samen met Joaquin Cabezas startte hij een onderneming die platina blokken en keukengerei produceerde. Dit was het begin van wat bekend staat als de ‘platinum age’ in Spanje.

Platinum:One_litre_of_Platinum

Afb.: 1.000 kubieke centimeters van 99,9% puur platina, dat op 14 juli 2012 ongeveer $970.600 waard was

Platina, samen met de rest van de platina metalen, wordt commercieel verkregen als een bijproduct van nikkel en koper mijnbouw. Als het koper met elektriciteit bewerkt wordt zakken edele metalen als zilver, goud en de platina metalen naar de bodem van de cel waar ze neerslaan als ‘anode modder’. Van hieruit vindt de extractie van de platina groep metalen plaats.
Als pure platina wordt aangetroffen in erts zijn er verschillende methoden om de aanwezige onzuiverheden te verwijderen.
Door de hoge dichtheid van platina kunnen lichtere onzuiverheden in vloeistof gescheiden worden en omdat platina non-magnetisch is kunnen op die manier nikkel en ijzer verwijderd worden. Het hoge smeltpunt van platina schept de mogelijkheid om met hitte andere stoffen te verwijderen. Bovendien is platina resistent tegen hydrochloor en sulfaat zuren dus met deze methode kunnen nog overgebleven onzuiverheden opgelost worden.
Een passende methode voor het zuiver maken van de ruwe platina, dat platina, goud en de andere platina groep metalen bevat, is om het te bewerken met ‘aqua regia’ waar palladium, goud en platina in zijn opgelost, terwijl osmium, iridium, ruthenium en rhodium geen reactie aangaan. Het goud wordt gebonden aan Fe3-chloride en afgefilterd waarna er door binding van ammonium-chloride aan het platina ammonium-chloroplatinaat gevormd wordt. Deze laatste verbinding wordt door verwarming weer gescheiden waardoor er zuiver platina overblijft.

In 2010 werd er 245 ton platina verkocht waarvan 113 (46%) voor emissie controle apparaten in voertuigen en 76 (31%) voor juwelen. De overige 35.5 ton werd gebruikt voor investeringen, elektroden, antikanker medicijnen, zuurstof sensoren, bougies en turbine motoren.

Gedurende periodes van economische stabiliteit en groei is de prijs van platina ongeveer twee keer zo hoog als de goudprijs, maar bij economische onzekerheid daalt de prijs onder deze van goud; dit effect wordt veroorzaakt door een gedaalde industriële vraag naar platina.
De goudprijzen zijn veel stabieler omdat het beschouwd wordt als een veilige belegging en omdat de vraag naar goud niet gedreven wordt door de industrie.
In de 18e eeuw verklaarde Koning Louis XV van Frankrijk platina als het enige metaal dat passend was voor een Koning, dit vanwege de zeldzaamheid van platina.
De aantrekkelijkheid van platina in juwelen, meestal in de vorm van een 90-95% legering, wordt veroorzaakt door zijn inertie en glans. Handelspublicaties uit de juwelenwereld adviseren juweliers om kleine oppervlakkige krasjes (‘patina’) aan te prijzen als een aantrekkelijk fenomeen.

Jaap Bakker

juni 15th

19:07
Modellen

Op jacht met de Ferrari F40
Door: admin

f40-landweg

In 1987 werd de Ferrari F40 geboren om te vieren dat Ferrari veertig jaar bestond. Het ontwerp van de F40 diende om een specifieke prooi te grazen te nemen maar daar kom ik later op terug.
Feitelijk werd de basis voor de F40 reeds in 1962 gelegd met de Ferrari 250 GTO (zie artikel:’de Ferrari 250 GTO: van een ongekende schoonheid’). Hierna leidden de volgende modellen tot de uiteindelijke F40:
– 308/328 GTB/S
– 288 GTO
– 288 GTO Evoluzione

f250-s.moss,limegreen
f250-motor
f250-bergen
f250-s.moss,limegreen1

Afb.: de Ferrari 250 GTO

De Ferrari 308 GTB werd in 1975 op de autobeurzen van Parijs en Londen geïntroduceerd. De auto was een ontwerp van Pininfarina dat gebouwd werd door Scaglietti. De motor was dezelfde als gebruikt was in de 308 GT/4 maar de GTB had ‘dry sump’ smering dat betere koeling gaf en waardoor de motor lager lag. Het ontwerp van de carrosserie had een aantal opvallende kenmerken van de Dino 246 GT -luchtinlaten in de deur, ronde achterlicht units met 2 lampen en de verticaal concave achterruit- overgenomen waardoor het feitelijk een zeer geslaagde opvolger was van de Dino.
Een niet direct zichtbaar maar opvallend kenmerk van de 308 GTB was dat de hele carrosserie, behalve de voorklep van aluminium, gemaakt was van fiberglass. Voor Ferrari was dit de eerste productie auto met een koetswerk van dit materiaal maar direct ook de laatste. Ferrari heeft nooit meer fiberglass gebruikt voor een auto die in grote getale gemaakt werd; losse onderdelen, zoals de voor- en achterspatborden of de neus van de auto, werden daarna wel vaak van fiberglass gemaakt. Echter vanaf het najaar van 1976 werden de auto’s voor de Amerikaanse markt weer gefabriceerd met een carrosserie van het meer vertrouwde geperste staal en aluminium en vanaf half 1977 gold hetzelfde voor de Europese modellen.

f308-zijkant,zilver
f308-boven,zilver
f308-circuit
f308-interieur
f308-ongespoten
f308-tekening
f308gtb:gts-lakeside

Afb.: de Ferrari 308 GTB/S

De modellen voor de Europese markt hadden een buizen chassis met fabrieksreferentie F 106 AB 100. De 308 was voorzien van schijfremmen en een onafhankelijke wielophanging met ‘wishbones’, veren en hydraulische schokbrekers plus anti rol staven rondom.
De dwarsgeplaatste aluminium V8 middenmotor had de 90 graden configuratie en een inhoud van 2926 cc, met een boring en slag van 81 mm x 71 mm (fabrieksreferentie F 106 AB 000 voor de Europese markt). De 308 had een ‘all synchromesh’ vijfversnellingsbak die zich bevond onder de motor en tegen de achterkant van de ‘dry sump'(alleen de Europese modellen). De auto’s voor de Europese markt hadden 255 PK, de USA uitvoeringen 240 (dit ivm emissie voorschriften). Alle gefabriceerde auto’s kregen een oneven chassisnummer. De productie liep van 1975 tot 1980 en in die periode werden er 2897 308 GTB/S gemaakt met de chassisnummers 18677 tot 34349.

f288-geel

Afb.: de Ferrari 288 GTO

Ferrari ontwikkelde de 288 GTO om deel te nemen aan de nieuwe groep B Race series en daarvoor waren minimaal 200 exemplaren nodig voor de homologatie. Echter na de dood van Henri Toivonen en zijn co-piloot Sergio Cresto in de Tour de Corse in 1986 schafte de FIA deze raceklasse af waardoor alleen het Groep A Rally kampioenschap overbleef. Uiteindelijk hebben de 272 in de periode 1984-1985 gebouwde 288 GTO’s nooit geracet maar zijn ze een pure straatauto gebleven.
Overigens had Ferrari initieel 270 GTO’s gebouwd maar toen wilden ze Niki Lauda (zie artikel:’Niki Lauda: bevlogen coureur’) een 288 geven als dank voor zijn werkzaamheden als Formule 1 coureur voor Ferrari in de 70er jaren (wereldkampioen in ’75 en ’77). Nummer 272 was voor een Amerikaanse liefhebber gebouwd uit reserveonderdelen.

Ferrari bouwde de volgende 6 prototypes van de 288 GTO voor verschillende doeleinden:

– 44725 GT’SWB’: standaard testen
– 44421 GT’LWB’: standaard testen, crash test
– 44727 GT: rem en chassis testen
– 47647 GT: testauto voor elektronisch systeem en turbochargers
– 47649 GT: weg en endurance testen
– 47711 GT: maximum snelheid en acceleratie testen

De eerste twee prototypes hadden de 2.88 liter V8 met respectievelijk KKK en IHI turbochargers, de laatste vier de GTO motor.
Later werd er nog een prototype gebouwd wat gebruikt werd voor de ontwikkeling van de 288 GTO Evoluzione:

– 50253 GT: 650 pk Evoluzione motor, testauto voor de F40

Bij een eerste, vluchtige blik leek de 288 GTO qua styling een logische evolutie van twee oudere Pininfarina ontwerpen, de Berlinetta Boxer en de 308. Het was echter een volledig nieuwe auto waarvan zelfs de afmetingen afweken van de vorige modellen. De 288 was korter, had een langere wielbasis en was beduidend breder, allemaal kenmerken van een raceauto. Ook alle lucht in- en uitlaten waren op racen gericht. Verder vielen op de hooggeplaatste zijspiegels en de geprononceerde ‘Kamm tail’ (een uitvinding van de Duitse Professor Wunibald Kamm [1893-1966]; ook al toegepast op de 250 GTO) die zorgde voor een hogere snelheid en meer stabiliteit. Chroomwerk ontbrak vrijwel volledig op de 288 en zelfs de Cavallino Rampante op de achterkant was zwart. De 288 GTO werd slechts in een kleur geleverd: Rosso Corsa.
Het koetswerk van de 288 bestond uit fiberglass en composieten. Gecomprimeerd fiberglass vormde de vloer en de meeste carrosserie onderdelen. Ook werden op bepaalde plaatsen aluminium, Kevlar en Nomex gebruikt. Het buizenchassis bestond uit meerdere subframes die allemaal bevestigd waren aan het centrale deel rond de cabine. Het hele achterste subframe, met aandrijving en achterwiel ophanging, kon in zijn geheel van de auto gehaald worden voor sneller onderhoud (ook iets typisch voor een competitie auto).
De 288 GTO werd aangedreven door een longitudinaal geplaatste 2.855 cc 90 graden V8 Twin Turbo lichtmetalen motor. Het motorblok bevond zich achter de passagier’s cabine met een verbinding naar de achterste trans as. Iedere cilinderrij had zijn eigen ontstekingsmechanisme, zijn eigen grote IHI Turbo met Behr Intercooler en werden gevoed door hun eigen aluminium benzinetank (twee tanks, onderling verbonden, met een totale inhoud van 120 liter). De 288 was voorzien van een volledig gesynchroniseerde vijfversnellingsbak met een hydraulische ‘single-plate’ koppeling.
Hoewel ontworpen voor de racerij was het interieur van 288 GTO zeker niet Spartaans te noemen. De meeste klanten kozen voor kevlar kuipstoelen met zwart leer, een optie was zwart met oranje inleg. Het dashboard was voorzien van niet-reflectief materiaal en achter het drie spaaks stuurwiel zaten de zwart/oranje meters. De auto was voorzien van klimaatcontrole en een geluidsinstallatie.

f288-interieur
f288-3:4voorkant
f288-achterkant
f288-interieur1
f288-motor
f288-tekening
f288-tekening1
f288-zijkant

Afb.: de Ferrari 288 GTO

De 288 GTO was een fantastische auto maar er was een ding dat Ferrari dwars bleef zitten. In het land van de kastelen, braadworsten en bierfeesten werd een auto gemaakt die nog sneller was dan de 288GTO: de Porsche 959. Dit was de prooi waar de nog te ontwikkelen F40 op moest gaan jagen.
Ferrari ontwikkelde een wedstrijdversie van de 288 GTO, de 288 GTO Evoluzione, met als enige doel om als testauto te fungeren voor de F40 (Ferrari nam niet meer deel aan de competitie, Groep B in het World Rally Championship). Giovanni Razelli, Ferrari’s general manager, noemde de Evoluzione een ‘mobile laboratory’.
Het eerste waar Nicola Materazzi halverwege 1983 mee aan de slag ging was de motor. De F 114 B van de standaard GTO moest omgebouwd worden tot de F 114 C. Met relatief simpele ingrepen, waaronder het verhogen van de turbodruk, werd het vermogen opgeschroefd van 400 naar 600 pk. Het totale gewicht werd teruggebracht naar 1.000 kilo (met volle tanks) en er werd aërodynamisch uitgebreid getest. Uiteindelijk bouwde Ferrari 3 exemplaren van de 288 GTO Evoluzione, chassisnr’s 50253 GT, 70167 GT en 70205 GT, welke nog steeds gebruikt worden om te testen.

f288E:3:4achter
f288E:3:4voor
f288E:circuit
f288E:interieur
f288E:motor

Afb.: de Ferrari 288 GTO Evoluzione

Op 21 juli 1987 werd de Ferrari F40, Ferrari bestond 40 jaar, onthuld. Om exact 11.09u reed er bij het ‘centro civico’ in Maranello een Lancia Thema limousine voor met daarin Enzo Ferrari. De bescheiden hal van het ‘centro civico’ was propvol met journalisten uit de USA, Japan, Brazilië, Engeland, Frankrijk, de Arabische landen en Italië.
De F40 was Ferrari’s antwoord op de Porsche 959, een gevoelig onderwerp in Maranello. Materazzi had het 959 project met interesse gade geslagen maar was er ook sceptisch over. Hij zei er het volgende over:”As an engineer, I found the things they were doing in Weissach fascinating. But I don’t hold with the idea of packing so much technology into a fast road car. What tends to happen is that technology becomes an end in itself, which has a demotivating effect on the development team”.

Dr. Leonardo Fioravanti, Pininfarina’s general manager, die verantwoordelijk was voor het ontwerp van de F40, legde uit hoe hij de auto zag:
“With its central passenger cell, flat front section, favorable aerodynamic properties and sealed underbody, the F40 is a quintessential sports car. One of its outstanding features is the low, flat nose, which harks back to the classic Ferraris of the 1960s, with their exceptionally clean and functional lines. It has a central air intake for the oil-cooler and the optional air-conditioning system, and two further air-holes, mounted on each side, for the ventilation of the disc brakes. The two small NACA vents in the hood supply fresh air to the interior. In addition, on each side of the car there are two air intakes for the rear disc brakes and the air supply to the engine, plus air escape vents on each of the front fenders. The rear section also has a markedly sporty appearance, which is emphasized by the large rear wing. The rear window, which extends across the width of the car, has a semi-conical form and directs the air-flow onto the wing, thereby maximizing its aerodynamic effect.”
Over het interieur had Fioravanti het volgende te zeggen:
“When we began to design the interior, our main concern was that it should be as functional as possible, in order to make it fit in with the general character of the car. For this reason we decided to equip the car with sliding windows and racing car pedals. The dashboard, which is made from a special compound material, also derives directly from racing car design and is hence in keeping with the overall concept of the F40 as a sports car.”

f40-landweg
f40:3:4achter
f40:3:4voor
f40:circuit
f40:interieur
f40:kappen open

Afb.: de Ferrari F40

In de ontwikkeling van de F40 heeft de volgende interessante stap plaatsgevonden. Het chassis van de auto moest uitgesproken stijf maar tegelijkertijd licht zijn. Om dit chassis te kunnen testen ontwierp Sergio Scaletti een vierzits cabriolet met een Ferrari 412 motor. Scaletti zei hier het volgende over:”The reason for choosing this particular format was that we wanted to compare the car with the 2+2 coupe. We were extremely pleased with the result: the new vehicle was several hundred kilograms lighter than its predecessor, and its stiffness was improved by a factor of four of five. Incidentally, the frame of this experimental car was made in one piece, as in racing car technology.”

Fe412conv'84

Afb.: Ferrari 412 convertible uit 1984

Over de motor zei Nicola Materazzi het volgende:”With 55 mkg of torque at 3.500 rpm, we have archieved our original objective. At 7.000 rpm the car delivers 478 bhp, which is enough for anyone except Enzo Ferrari, who initially hoped that the LM would reach 500 bhp.”
De F40 (ook LM genoemd) accelereerde van 0-200 km/u in 12 seconden en de topsnelheid was 324 km/u (201 mph). Door de carrosserie delen van composiet materiaal te maken woog de F40 100 kg minder dan de 288 GTO wat reeds een lichtgewicht auto was.
De F40 was niets minder dan een raceauto met een nummerbord. De jacht op de Porsche 959 kon geopend worden.

Jaap Bakker

juni 14th

14:51
Ferrari

Serpico y Laino: Rolex in Caracas, Venezuela
Door: admin

syl:foto wilsdorf

Afb.: Hans Wilsdorf, de oprichter van Rolex

syl:tekst wilsdorf

Afb.: een persoonlijke tekst van Wilsdorf aan Serpico y Laino

syl:Rivello-580x375

Afb.: Rivello, de geboorteplaats van Vicente Laino

syl:portret laino1

Afb.: een portret van Vicente Laino op latere leeftijd

Geboren in Rivello in de Basilicata regio was Vicente Laino, een jonge goudsmid, een van de vele Italianen die in het begin van de vorige eeuw hun heil gingen zoeken in Venezuela. Gedurende de lange bootreis over de oceaan fantaseerde Laino over het nu nog onbekende land dat zijn tweede vaderland moest gaan worden. Hij droomde er over om zijn kinderen en kleinkinderen groot te gaan brengen in Venezuela en vol trots en hoop dacht hij over het werk dat hij zou gaan vinden.
Bij aankomst in Venezuela had hij niets behalve hoop op een goed leven. Vrijwel direct ontmoette hij een landgenoot, Leopoldo Serpico, met wie een bijzondere vriendschap zou ontstaan. Er was een grote Italiaanse gemeenschap in Caracas en iedereen hielp elkaar.
Leopoldo Serpico had toen Laino hem leerde kennen een kleine juwelierswinkel waar hij sieraden verkocht en repareerde. Het was deze winkel, ‘JOYERIA SERPICO’, die aan de basis lag van de geschiedenis van Rolex in Caracas. Het adres van deze winkel die van 1925 tot 1966 bekend zou staan als ‘Serpico y Laino’ was op de Bolsa a Mercaderes te Caracas.

Serpico vroeg al snel om bij hem in de winkel te komen, aangezien Laino goudsmid was, maar er was een probleem: Laino had totaal geen geld. Serpico zag echter in dat Laino intellectueel en zakelijk goed onderlegd was en stelde voor dat hij ‘SOCIO INDUSTRIAL’ zou worden. Met het geld van Serpico en het intellectuele kapitaal van Laino werd het merk ‘Serpico y Laino’ opgericht.
Om hun verkopen in het begin van de 30er jaren verder op te schroeven stelde Laino voor om naar Europa te gaan om een horlogemerk te vinden dat nog niet in Venezuela verkocht werd. Hij reisde af naar Genève en koos ervoor om naar Rolex te gaan. Laino’s instinct bleek juist te zijn want Rolex verkocht al veel horloges aan Venezuelaanse klanten.
Serpico en Laino besloten dat Laino terug naar Genève moest gaan om met Rolex te gaan onderhandelen over het alleenrecht van het merk voor ‘Serpico y Laino’. De besprekingen met Hans Wilsdorf liepen voorspoedig en Laino keerde terug in Caracas met het exclusieve recht om Rolex te gaan verkopen.
Voor ‘Serpico y Laino’ was de deal met Rolex een groot succes en de zaak wist ook het alleenrecht voor andere horlogemerken te verkrijgen.

syl:1935oyster5050

Afb.: een Rolex Oyster uit 1935 (ref 5050) verkocht door Serpico y Laino

Het lot verbond Serpico en Laino nog sterker dan ze al waren. Laino ontmoette de zus van Serpico’s vrouw en hij werd verliefd op haar. Terwijl ze midden in alle voorbereidingen op het huwelijk zaten kreeg Laino een brief van de Italiaanse overheid om zich zo snel mogelijk in zijn vaderland te melden om te kunnen vechten in WOII. Met achterlating van alles dat hem lief was keerde hij terug naar Italië.
De grootste tragedie was echter dat Serpico in 1944 om het leven kwam.
Na de oorlog, Laino stond er nu alleen voor, ging hij steeds vaker en dikwijls gedurende enkele maanden naar Europa om in te kopen voor de zaak. Hij bezocht daarbij Zwitserland, Duitsland, België, Nederland en Frankrijk. Alle gekochte goederen stuurde hij direct per schip naar Venezuela, behalve edelstenen die hij bij zich hield.
Na iedere reis in Europa ging Laino altijd voor ongeveer een week naar zijn geboorteplaats Rivello om zich daar even de rust te gunnen om met frisse moed weer in de zaak te beginnen.
Helaas, terwijl de zaken goed liepen, werd Laino’s vrouw ziek en kwam te overlijden waardoor hij achterbleef met twee kinderen. Vanaf dit moment hield Laino zich alleen nog maar bezig met de zaak. Zijn volledige toewijding zorgde voor veel werk en dus succes voor ‘Serpico y Laino’. Een belangrijke factor hierbij was dat in de winkel de beste Europese horloges direct te koop waren terwijl een bestelling in Europa lang op zich liet wachten omdat deze per schip moest komen.
Gedurende de reizen van Laino naar Europa waren de volgende personen verantwoordelijk voor de winkel:

– Fernando Ponce de Leon, de echtgenoot van Serpico’s dochter; de meeste garantiebewijzen voor horloges werden door hem getekend
– Agustin Laino, de oudste zoon van Laino
– Efrain Serpico, Serpico’s zoon
– Domingo Laino, de broer van Laino; was geen partner in de onderneming hoewel hij wel als vertegenwoordiger voor hen werkte
– Andreas Gambardella Laino, Laino’s neef

In 1959 kwam Vicente Laino te overlijden waardoor het grote brein achter ‘Serpico y Laino’ wegviel.
Ondanks dit zware verlies ging het met de winkel nog enkele jaren goed totdat de omstandigheden in Venezuela drastisch veranderden. Het ondernemingsklimaat veranderde van nette handel in een grimmige sfeer van misdaad, moorden, diefstal en ontvoeringen. Leden van beide families kregen te maken met pogingen tot ontvoering maar een bomaanslag in de ‘Joyeria Sucursal del Este’ in 1966 betekende het definitieve einde van ‘Serpico y Laino’.
Er werd besloten de nog overgebleven goederen terug te geven aan de fabrikanten en met hele andere zaken te starten waarbij er geen partnerschap tussen de beide families zou zijn.
Andreas Gambardella heropende de winkel maar hij moest starten met een andere naam, ‘Serla’, omdat hij niet direct het recht kreeg de originele naam te gebruiken. Toen hij eenmaal toestemming verkregen had, enkele jaren later, had hij niet meer het exclusieve recht om Rolex te verkopen.
Begin 70er jaren overleed Andreas Gambardella en zijn weduwe stelde een shop manager aan. Zelf vertrok zij met haar vier zonen naar Italië. ‘Serpico y Laino’ werd nooit meer wat het geweest was. Anno 2013 is er een winkel in het Eurobuilding Hotel in Caracas met de naam ‘Serpico y Laino’ maar deze heeft niets te maken met de fantastische zaak die Leopoldo Serpico en Vicente Laino bijna een eeuw geleden gestart waren.

Hieronder volgt een overzicht van een aantal van de prachtige Rolex horloges die in de loop der jaren verkocht zijn door ‘Serpico y Laino’.

syl:6062,6034,j-c k

Afb.: ref 6062, ref 6034 en ref 6036 ‘Jean Claude Killy’

syl:5512,5508,5512ul

Afb.: ref 5512, ref 5508 ‘small crown’ en ref 5512 ‘underline’

syl:6542gmtgoud

Afb.: ref 6542 GMT Master

syl:3x 1675

Afb.: ref 1675 GMT Master, overgangsmodel rond ’63-’64 met ‘underline’ (nieuwe generatie tritium) wijzerplaat

syl:6542ss

Afb.: ref 6542 GMT Master

syl:5512ss+pointed cg

Afb.: ref 5512 uit 1963 met ‘pointed crownguards’ en ‘underline’

syl:bombay goud+5512ss

Afb.: geel gouden Rolex Bombay met 3-6-9-12 wijzerplaat en ref 5512

syl:thunderbird6309

syl:6309tb detail dial

syl:6309tb binnenkant

syl:6309tb uurwerk

Afb.: ref 6309 Thunderbird met 50m = 165ft op de wijzerplaat

syl:explorer6350

syl:explorer6350 detail dial

Afb.: ref 6350 Explorer uit II-1953, precies het moment dat Sir Edmund Hillary en Tenzing Norgay de Mount Everest aan het beklimmen waren (zie artikel:’Sir Edmund Hillary en Tenzing Norgay: krachtmeting met Mount Everest’)

syl:markering kast

Afb.: markering van ‘Serpico y Laino’ (S&L) aan de binnenkant van de kast (acero = staal)

Tot 1960 was het goed toeven in de prachtige stad Caracas. Veel belangrijker nog was dat ‘Serpico y Laino’ tot die tijd op een eerlijke en prettige manier zaken kon doen.

syl:binnenkant doos blauwe letters
syl:doos syl
syl:garantiebewijs
syl:gevel+laino
syl:laino in winkel
syl:laino+toonbank
syl:rolex vierkant
syl:straatbeeld caracas
syl:syl gevel
syl:viclaino+gevel pand1
syl:vl+gezelschapsyl:bombayheineken

Afb.: Rolex Bombay (bij deze versie zijn de kastpootjes aan de bovenkant bol gevormd in tegenstelling tot de rechte van de standaard Oyster). Wat dit horloge echt bijzonder maakt is de wijzerplaat met wafel structuur (‘honey comb’), een variant die maar kort gemaakt is

syl:bombayheineken1

syl:bombayheineken2

Afb.: op deze foto’s is duidelijk de wijzerplaat met ‘honey comb’ structuur te zien

Het meest opvallende aan dit horloge is echter de inscriptie op de achterdeksel. Daar staat in grote letters ‘G G’ en rondom de achterkant ‘Gervegeria Heineken 1954’. Dit horloge was het afscheidsgeschenk aan iemand die tussen 1951 en 1954 de Heineken brouwerij in Caracas had opgezet. Wat een gouden handdruk!

syl:bombayheineken3

Jaap Bakker

juni 5th

12:43
Modellen

Magnum, P.I.: ex-Navy Seal met een Rolex en een Ferrari
Door: admin

Thomas Sullivan Magnum IV (een rol van acteur Tom Selleck) was de hoofdpersoon in de populaire serie Magnum, P.I. in de tachtiger jaren.
Hij werd geboren tussen 1944 en 1947, meest waarschijnlijk op 8 augustus 1944. Zijn ouders waren Katherine en Thomas Sullivan Magnum III en zowel zijn vader als zijn grootvader waren officier bij de Marine. Hij werd geboren in Detroit maar grootgebracht in de omgeving van Tidewater, Virginia.

Magnumtomselleck:308

Magnum was ruim tien jaar in dienst van de US Navy waarbij hij zowel bij de Navy Seals als bij Naval Intelligence diende. Hij had gevochten in de oorlog in Vietnam en was ook krijgsgevangene geweest. In 1979 verliet hij gedesillusioneerd de Navy maar in de laatste aflevering van Magnum, P.I. had hij besloten weer in actieve dienst bij de Navy te treden als Commander (O-5). Het is mogelijk dat hij gediend heeft in de Golfoorlog en eind negentiger jaren, na 30 jaar dienst, met pensioen is gegaan in de rang van Captain (O-6).

Na zijn vertrek uit de Navy belandde Magnum op Hawaii waar hij rondhing als privé detective met praktisch geen cent op zak en grote onzekerheid over het krijgen van betaalde klussen. Dat hij desondanks een comfortabel bestaan kon leiden had hij te danken aan de bekende auteur Robin Masters die hem had aangeboden dat hij kon wonen in het gastverblijf van zijn landgoed ‘Robin’s Nest’. Bovendien mocht Magnum onbeperkt gebruik maken van zijn Ferrari 308 GTS, zolang hij maar kon zorgen voor de veiligheid op het landgoed.

magnumpi:robin 1

Favoriete kleding van Magnum was een khaki korte broek of een spijkerbroek (Navy-issue zwembroek of Levis), een Aloha shirt en Sperry bootschoenen of Puma Easy Rider sneakers, gewoonlijk zonder sokken. Vaak droeg hij door de tijd getekende baseball caps van zijn favoriete team, de Detroit Tigers.
Magnum leidde het leven waar iedere man van droomt: een Rolex om de pols, de beschikking over een Ferrari, werken wanneer je er zin in hebt, een ijkast met een onuitputtelijke hoeveelheid bier, mooie vrouwen en avonturen met vrienden zoals hij die wilde hebben.
Gedurende het eerste seizoen van de serie werd duidelijk dat Magnum fan was van de bands Styx, Jefferson Starship en Blondie. Maar hij gaf schoorvoetend toe ook opnames te hebben van Bach en Beethoven, dit vooral om indruk te maken op zijn maat Higgins.

Tom-Selleck-as-Magnum-PI-Rolex-GMT-Master

mpi:308:tekst

Magnum’s favoriete drank was Old Düsseldorf bier in een flesje met lange nek maar hij had er ook geen problemen mee om een fles wijn uit Robin Masters’s wijnkelder achterover te drukken; dit alleen als hij er van overtuigd was dat Higgins niet in de buurt was.
Hij werd gekenmerkt door een verzameling ‘personal stuff’, souvenirs die hij in de loop der jaren verzameld had zoals honkbal knuppels en petten, een gorilla masker en een rubberen kip. Hij bezat ook een VHS tape van ‘Stalag 17’, zijn favoriete film.
Zijn persoonlijke wapen, dat hij met enige tegenzin droeg, was een Colt Government Model .45 ACP handwapen, Colt’s commerciële versie van de standaard ‘military issue’ M1911A1 (Tom Selleck gebruikte in de serie geen .45 omdat dit wapen niet betrouwbaar was voor het gebruik van losse flodders. In plaats hiervan werd een 9 mm Parabellum met losse flodders gebruikt, een wapen dat erg lijkt op de .45).
In het gastverblijf van Robin’s Nest hing een echte Gauguin aan de muur en onderhandelde vaak met Higgins over het gebruik van dure camera’s en de tennisbanen op het landgoed. Als klap op de vuurpijl mocht Magnum ongelimiteerd gebruik maken van de Ferrari 308 GTS van Robin Masters.

mpi:308:boven

magnumpi:308:camera

magnumpi:308:wallet

Afb.: de door Magnum gebruikte camera in de Ferrari en zijn volledige portefeuille

Er waren in de serie drie verschillende types van de Ferrari gebruikt:
– Seizoen 1: 308 GTS
– Seizoen 2-6: 308 GTSi
– Seizoen 7-8: 308 GTSi QV

Hieronder een overzicht van de technische specificaties van de verschillende types 308:

1978 308 GTS
Year(s) Horsepower
1977-1980 240 HP
Weight Torque
3,160 lbs. 181 lbs. @ 5000 RPM
Top Speed 0-60
151 MPH 7.0 seconds

1980 308 GTSi
Year(s) Horsepower
1980-1982 205 HP
Weight Torque
3,225 lbs. 181 lbs. @ 5000 RPM
Top Speed 0-60
146 MPH 7.3 seconds

1984 308 GTSi QV
Year(s) Horsepower
1982-1985 230 HP
Weight Torque
3,230 lbs. 188 lbs. @ 5000 RPM
Top Speed 0-60
155 MPH 6.1 seconds

Zijn meest waardevolle bezit was de Rolex ‘Pepsi’ GMT-Master van zijn overleden vader. Magnum’s vader was een piloot voor de Navy die in de oorlog in Korea was omgekomen toen Magnum nog maar vijf jaar oud was.

mpi:gmt pepsi

mpi:gmt:levis

Met dank aan Egbert Bakker

Jaap Bakker

mei 31st

13:51
Ferrari

Modellen

Personen

Niki Lauda: bevlogen coureur
Door: admin

NL:pasfoto

Andreas Nikolaus ‘Niki’ Lauda werd op 22 februari 1949 geboren als zoon van een rijke familie in Wenen. De sociale status van de familie bleek voor Niki voor- en nadelen te hebben. Hij had grote moeite zich aan te passen aan het strakke keurslijf van de familie maar toen hij zich serieus op de racerij stortte kwam met name het familiekapitaal goed van pas. Als 12 jarige was hij al bezig met het inparkeren van de auto’s van visite en via de Formule Vee en de Formule 3 kwam Niki in 1971 terecht in de Formule 2. Dit alles tegen de zin van zijn vader in die wilde dat Niki zich verre hield van de racerij.

Niki-Lauda:F1debuut

Met heel veel geld van de familie kon hij in de seizoenen ’71 en ’72 een stoeltje bemachtigen bij het team van March (F1/F2 combinatie) samen met Ronnie Peterson. Later kocht hij een plek bij het BRM team van Louis Stanley en toen ging het plotseling hard met de carrière van Niki. Eerst begon Stanley hem te betalen voor het besturen van zijn auto en vervolgens ging de telefoon met aan de andere kant van de lijn Luca di Montezemolo van Ferrari; deze had ingezien wat voor een groot talent Niki was.

In 1974, zijn eerste jaar met het team van Ferrari, behaalde hij zijn eerste van 26 F1 overwinningen en streed hij samen met teamgenoot Clay Regazzoni om het kampioenschap.

Niki-Lauda-1976:F1

De Ferrari 312 T (Transversal) was met afstand superieur over de auto’s van de competitie en Niki won 5 races in 1975. Hij werd met ruime afstand op nummer twee wereldkampioen en sprak zelf over ’75 als ‘the unbelievable year’.

Waarschijnlijk wordt Niki het best herinnerd door het kampioenschap dat hij niet won.

james-hunt-niki-lauda-rush-01

NL:ongeval1

Ten tijde van de Grand Prix van Duitsland in 1976 op de Nurburgring had Niki een significante leiding in het wereldkampioenschap ondanks het feit dat hij een paar ribben had gebroken bij het maaien met een tractor van zijn landgoed in Salzburg. F1 playboy James Hunt, winnaar van de Britse GP dat jaar, lag met zijn McLaren meer dan 20 punten achter op Niki.
Na een vroege pitstop om de regenbanden te wisselen voor slicks vloog Niki’s Ferrari, ter hoogte van Bergwerk, om onverklaarbare redenen plotseling naar rechts waarbij hij de vangrails raakte. De auto stuiterde terug de baan op, kon niet meer ontweken worden door Brett Lunger en vloog in brand.

NL:ongeval

Een aantal coureurs waaronder Brett Lunger, Guy Edwards en een onverschrokken Arturo Merzario wisten Niki te bevrijden uit het brandende wrak. Hoewel hij nog in staat was te staan na zijn ongeluk werd al snel duidelijk hoe ernstig de verwondingen waren. Hete, toxische gassen hadden zijn longen beschadigd en waren in zijn bloed terechtgekomen. Zijn helm was gedeeltelijk losgekomen waardoor hij ernstige verbrandingen aan zijn hoofd had en hij belandde al snel in een coma. Wekenlang werd er gevreesd voor zijn leven.

Niki-Lauda-Coma

Het ongelooflijke gebeurde, zes weken na zijn ongeluk zat Niki al weer in de cockpit van zijn Ferrari. Later gaf hij toe dat hij toen wel praktisch verlamd was door de angst.
In de 6 weken waren er twee GP’s geweest en Hunt was dichterbij gekomen, met een tweede overwinning op Zandvoort. Niki keerde terug bij de GP op Monza en behaalde daar een knappe 4e plaats (3 punten). Vervolgens won Hunt de twee volgende GP’s in Noord-Amerika. In Canada had Niki moeten opgeven vanwege problemen met de wielophanging en op Watkins Glen was hij derde geworden.
Voor de laatste race op het circuit van Fuji stond Hunt nog maar 3 punten achter op Niki. De race ging van start met zware regen en na twee ronden gaf Niki het op omdat hij zei dat het gekkenwerk was met dit weer te racen. Waarschijnlijk had hij wel gelijk maar de kans is groot dat zijn eerdere ongeluk ook van invloed was op deze beslissing. In de race werden de omstandigheden al snel beter en, ondanks een late pitstop, finishte Hunt als derde waardoor hij met 1 punt voorsprong op Niki wereldkampioen werd.

In 1977 werd Niki voor de tweede maal wereldkampioen met Ferrari (dit met slechts 3 overwinningen) maar bij de Grand Prix van Canada zegde hij plotseling zijn samenwerking met Ferrari op. Hij reed in ’78/’79 voor Brabham en kondigde toen het einde van zijn carrière in de F1 aan.
Echter in 1982 keerde hij terug, naar eigen zeggen om financiële redenen (in de tussenliggende jaren was hij begonnen met vliegtuigmaatschappij Lauda Air en dat had hem veel geld gekost). Hij sloot een contract (voor veel geld maar wel een overeenkomst voor slechts 4 races) met Ron Dennis van McLaren. Zijn teamgenoot was John Watson.
In 1984 werd Niki voor de derde keer wereldkampioen, dit keer met de McLaren TAG Turbo, met een 1/2 punt (de GP van Monaco was voortijdig gestaakt waardoor de punten gehalveerd waren) voorsprong op zijn toenmalige teamgenoot Alain Prost.

Een kort overzicht van Niki’s staat van dienst in de F1:
– Races: 171
– Overwinningen: 26
– Pole posities: 24
– Podiums: 54
– Snelste racerondes: 25
– Aantal ronden aan kop: 1620
– Wereldkampioen: 1975 en 1977 (Ferrari), 1984 (McLaren)

‘This year (1974) I wasn’t ready to become world champion. If I have a good season next year, I shall know the reason for it all: to make me tough and ready for great things’
Lauda

‘What struck me was how “clever” his best performances were. He often kept himself back, in practice, and awaited the right moment, and then really went flat out. He always thought more deeply than the others, and he also gave himself endless trouble preparing the race’
Fritz Indra, Ferrari monteur

‘My PR value alone is worth that much. You’ll be paying only one dollar for my driving ability, all the rest is for my personality’
Lauda, gedurende de onderhandelingen met McLaren en Marlboro voor een terugkeer in de F1

Niki Lauda is altijd een trouwe drager van Rolex horloges geweest.

Niki-Lauda:Big Red Panda Daytona

Afb.: Niki met zijn Rolex Daytona ‘Big Red Panda’

Niki-Lauda-Rolex-GMT

Afb.: Niki met zijn ‘Pepsi’ Rolex GMT-Master

Jaap Bakker

mei 30th

12:01
Ferrari

Modellen

Personen

Rolex ref 6062: de Moonphase
Door: admin

6062-clean

De Rolex ref 6062 Moonphase wordt door velen beschouwd als de mooiste Rolex ooit gemaakt. In ieder geval is het een van de meest complexe Rolex modellen.

 

 

 

 

 

De zeldzaamste uitvoering van de ref 6062 is de versie met een zwarte wijzerplaat en diamanten indexen. Hiervan zijn slechts twee exemplaren bekend.

6062BaoDai:zijkant

Bao Dai, de laatste keizer van Vietnam, stond bekend om zijn goede smaak en had de reputatie van tijger jager, vrouwenliefhebber en auto verzamelaar. Tijdens zijn verblijf in Geneve voor de Indochina vredesbesprekingen schafte hij een Moonphase met zwarte wijzerplaat en diamanten indexen aan.
Het ging hierbij om een 18 krt gouden self-winding waterdicht horloge met 3-voudige kalender en standen van de maan, ref 6062, diam. 36 mm. Een tonneau-shaped two-body kast met screw back nr. 916366. Dit horloge is in 1952 gefabriceerd en in 1954 aan Bao Lai verkocht. De kroon is een Gold Super Oyster, ref 18. Het horloge heeft een zwarte glossy wijzerplaat met ingelegde gouden dart en vijf diamanten indexen, een buitenste vergulde datum ring met een stalen centrale datumwijzer en twee openingen voor dagen en maanden. De wijzers zijn van goud en het type is ‘Dauphine’. Een supplementaire wijzerplaat geeft de maanstanden aan met een zwarte lucht, gecombineerd met de constante seconden wijzer. Het ‘Officially Certified Chronometer’ staat in het centrum van deze extra wijzerplaat.

De ref 6062 werd van 1949 tot 1953 gefabriceerd, met 350 exemplaren in geel goud, 50 in rose goud en een paar in stainless steel.
Met name in de indexen van de ref 6062 zat een grote variëteit: de zeldzaamste waren de diamanten indexen en daarna de stervormige indexen. Een zwarte wijzerplaat is de meest zeldzame. Opvallend was dat in de advertenties van Rolex voor de ref 6062 de term ‘Cosmograph’ gebruikt werd.

6062SS

De stainless steel uitvoering is een Oyster Perpetual Chronometer met een schroefkroon en in de zijkant van de kast drukknopjes om de kalender bij te stellen. De wijzerplaat is tweetonig zilver met ingelegde stainless steel dart indexen en 3-6 Arabische cijfers, zwarte minuten track, graduatie voor de dagen van de maand in blauw, supplementaire wijzerplaat voor de seconden, openingen voor de dagen van de week, de maanden en de maanstanden.
Het horloge heeft een cal. 9 3/4”’ uurwerk, rhodium-plated, 19 jewels, straight-line lever echappement, monometalen balans, zelf compenserende Breguet balansveer. Wijzerplaat, kast en uurwerk zijn gesigneerd. Diameter 36 mm en dikte 14 mm.

6062Ant:geel goud

De uitvoering in 18 krt geelgoud. Hier valt op dat de wijzerplaat in ‘matte’ zilver is met ingelegde geel gouden dart indexen met facet en stervormige indexen en dat er lichtgevende punten zijn aangebracht.

6062Ant:zwarte maan

De zeer zeldzame stainless steel uitvoering die de ‘Black Moon’ genoemd wordt. De wijzers zijn van stainless steel, luminous en van het type ‘Alpha’.

6062Ant:pink

Het meest opvallend zijn matte zilver wijzerplaat met ingelegde luminous geel gouden piramidale, ster vormige en dart indexen en rose gouden ‘Dauphine’ wijzers. Daarnaast is er sprake van een cal. 655 chronometer uurwerk, rhodium-plated, 18 jewels, straight-line lever echappement, Super-balance afgesteld op 6 posities, zelf compenserende Breguet balansveer. Wijzerplaat, kast en uurwerk zijn gesigneerd. Diameter 36 mm en dikte 14 mm.

6062Ant:Serpico

Een ref 6062 in 18 krt geel goud, op de markt gebracht door Serpico Y Laino (staat op de supplementaire wijzerplaat met de maanstanden).

6062Ant:SS

Een zeer zeldzame uitvoering van ref 6062 in stainless steel. Naast de reeds bekende specificaties was dit horloge ook anti magnetisch. Aangedreven door een cal. 9 3/4”’, diameter 36 mm en dikte 15 mm. Eigendom van een Aziatische verzamelaar.

6062Ant:black,diamond

Een extreem zeldzame uitvoering van ref 6062 is deze 18 krt geel gouden versie met zwarte wijzerplaat en diamanten indexen. De band is ook een unicum, een zogenaamde ‘gold tile-link’ met uitklapbare sluiting.

6062Ant:Egyptian dial

Deze versie van ref 6062 heeft een zogenaamde champagne kleurige ‘Egyptian’ wijzerplaat. Aangedreven door een cal. 655 en met een diameter van 35,5 mm.

6062Ant:SS two-tone silver

Een stainless steel ref 6062 met een prachtige tweetonig zilveren wijzerplaat. Uurwerk is een cal. 9 3/4”’ en de dikte 15 mm.

6062Ant:SS zwarte dial

Een zwarte wijzerplaat en ‘Alpha’ radium-coated stalen wijzers voor deze uitvoering van ref 6062 en aandrijving door een cal. 9 3/4”’.

Ter afsluiting nog een fraaie collage van foto’s van de schitterende ref 6062:

6062
6062:5 min markers
6062:bluearrow
6062:redarrow
6062a
6062b
6062c
6062e
6062g
6062h

Jaap Bakker

mei 22nd

12:55
Modellen

De Ferrari 365 GTB/4 Daytona Competizione: het beest
Door: admin

Ferrari-365-GTB-4-Daytona-Competizione-S1_15

F275gtb4:geel

Afb.: Ferrari 275 GTB/4

Toen Ferrari in 1968 de 275 GTB verving door de 365 GTB/4 Daytona werd er niet gesproken over een race versie waardoor er een einde dreigde te komen aan een uiterst succesvol competitie tijdperk. In deze periode hadden de Ferrari’s, met name de GT afstammelingen, het GT racen gedomineerd.
Er waren voor de fabrikant meerdere redenen om het klanten raceprogramma in de wacht te zetten, met name door de sterk stijgende kosten van de sports car en F1 activiteiten en door het feit dat klanten meer gefocust raakten op het racen met prototypes.

De 365 GTB/4 had echter dezelfde race DNA die zijn voorgangers ook hadden en het kon dan ook niet lang duren voordat er iemand zou opstaan die de race handschoen zou oppakken om te gaan racen met de Daytona.
Het was geen verrassing dat deze persoon Luigi Chinetti was. Chinetti was vanaf de eerste minuut betrokken geweest bij het ontstaan van Ferrari.
Na het eindigen van WOII was het racen in Europa weer van start gegaan en Chinetti nam deel aan de wedstrijden. In 1949 bestuurde hij in de 24 Uren van Le Mans de eerste Ferrari die deze race won en vestigde hij het record van de eerste coureur die tot op dat moment de race drie keer had gewonnen. De Ferrari 166 MM die Chinetti bestuurde tijdens de 24 Uren werd gedurende 20 minuten overgegeven aan de handen van Baron Selsdon of Scotland (Peter Mitchell-Thomson) zodat deze de officiële co-driver werd. Belangrijker feit is dat Chinetti drieëntwintig van de 24 Uren gereden had. Na de race kocht Thomson de Ferrari 166 MM via Chinetti.
In hetzelfde jaar won Chinetti voor de tweede keer de 24 Uren van Spa in een Ferrari samen met Jean Lucas.

Luigi Chinetti

Afb.: Luigi Chinetti

Luigi Chinetti 1949 LM

Afb.: Luigi Chinetti in de Ferrari 166 MM tijdens de 24 Uren van Le Mans in 1949

Later werd Chinetti de Ferrari importeur voor Noord-Amerika en hij nam al lange tijd deel aan races met zijn privé team North American Racing Team (NART). In 1969 nam hij met een alloy-bodied Daytona, een prototype, deel aan de races op Daytona en Sebring, met als beste resultaat een 12de plek in de laatste race.
Gesterkt door de prestaties van zijn Daytona nam Chinetti contact op met zijn oude vriend Enzo Ferrari in een poging om Enzo van gedachten te laten veranderen over het maken van een race versie van de Daytona. Enzo stelde het volgende voor. De ‘Assistenza Clienti’ (klanten hulpservice) van Ferrari zou een serie van 5 Daytona’s voor het raceseizoen 1971 klaarmaken. Cruciaal voor de afspraak tussen Chinetti en Ferrari was dat het ‘Gestione Sportiva’ (fabriek’s racedepartement) buiten deze onderneming zou blijven. Zo kon Ferrari zeggen dat ze geen associatie hadden met de Daytona Competizione terwijl de loyale klanten te vriend werden gehouden.

Gebouwd volgens de regulaties van Group 4 had de Daytona Competitizione een volledig aluminium bodywork en ramen van plastic. Op deze manier was er een gewichtsbesparing van 400 kg ten opzichte van de relatief zware straat versie. Veranderingen aan de buitenkant van de auto waren ondermeer het verwijderen van de bumpers en het aanbrengen van kleine ‘fences’ op de voor spatborden om de stabiliteit op hoge snelheid te verbeteren. De modificaties aan de motor waren beperkt tot een koude lucht ‘box’ en een open uitlaatsysteem. Het vermogen steeg hiermee met 50 pk tot een indrukwekkende 402 pk.

Technische gegevens van de Daytona Competitizione:

Engine
Type
rear, longitudinal flat-12
Bore/stroke
81 x 71 mm
Unitary displacement
365.86 cc
Total displacement
4390.35 cc
Compression ratio
9,9:1
Maximum power
316 kW (430 hp) at 7800 rpm
Power per litre
98 hp/l
Maximum torque
461 Nm (47 kgm) ar 5500 rpm
Valve actuation
twin overhead camshafts per bank, two valves per cylinder
Fuel feed
six Weber 40 DCN 21 carburettors
Ignition
single spark plug per cylinder, two coils
Lubrication
dry sump
Clutch
single-plate

Chassis
Frame
tubular steel
Front suspension
independent, unequal-length wishbones,
coil springs, telescopic shock absorbers, anti-roll bar
Rear suspension
independent, unequal-length wishbones,
coil springs, telescopic shock absorbers, anti-roll bar
Brakes
discs
Transmission
5-speed + reverse
Steering
worm and roller
Fuel tank
capacity 125 litres
Front tyres
255/10/15
Rear tyres
275/11/15

Bodywork
Type
two-seater berlinetta
Length
4425 mm
Width
1760 mm
Height
1245 mm
Wheelbase
2400 mm
Front track
1478 mm
Rear track
1515 mm
Weight
1240 kg (dry)

Performance
Top speed
310 km/h
Acceleration
0-100 km/h

Prototype
1 12547
Series I alloy
5 14407, 14429, 14437, 14885, 14889
Series II
5 15225, 15373, 15667, 15681, 15685
Series III
5 16343, 16363, 16367, 16407, 16425
offical conversions
8 12467, 13367, 13855, 14065, 14107, 14141, 15965, 16717
Total
24

1973-ferrari-365-gtb-4-daytona-competizione-interior-photo-credit-mark-koense

F365gtbCNART

F365dayC3:4achter

F365dayC3:4voor

Ferrari-365-GTB-4-DayC:V12

Naast Chinetti kochten ook ervaren Ferrari ‘privateers’ zoals de Franse importeur Charles Pozzi en de Scuderia Filipinetti de nieuwe GT racer. De tweede auto uit serie I werd verkocht aan een Italiaanse liefhebber die er voor koos om de machtige machine op de openbare weg te gaan gebruiken. Gereed in het najaar van 1971 debuteerde de Daytona Competizione bij de Tour de France waar de auto’s van Filipinetti en Pozzi respectievelijk vierde en tiende overall eindigden. Het laatste belangrijke optreden van de auto in 1971 was tijdens de Montlhery 1000 km waar de auto van Pozzi derde overall en tweede in zijn klasse eindigde.

In de winter van ’71/’72 werden er nog eens vijf auto’s gebouwd met een stalen koetswerk en een motor die nu 430 pk leverde. De Daytona Competizione beleefde een belangrijke doorbraak bij de 24 Uren van Le Mans in 1972 waar een serie II exemplaar van Pozzi vijfde overall en eerste in zijn klasse eindigde voor vier zuster auto’s.
De veelzijdigheid van de Daytona Competizione werd verder benadrukt doordat de Le Mans klasse winnaar een jaar later in de Tour de France een overtuigende overwinning behaalde. Ook aan de overkant van de Atlantische Oceaan werd met succes geracet met de Daytona’s.

Voor het seizoen 1973 werden vijf auto’s gebouwd met een nog sterkere motor. Zij bleven succesvol met twee klasse overwinningen op Le Mans. Naast het prototype voor Chinetti en de vijftien exemplaren die gefabriceerd waren door de ‘Assistenza Clienti’ van Ferrari werden er meerdere straatversies van de Daytona geupdate naar Group 4 specificaties in het begin van de jaren 70. Veel van deze auto’s hadden een lange en succesvolle race carrière; een hiervan eindigde zelfs als tweede overall in de 24 Uren van Daytona in 1979.

Hieronder volgt de geschiedenis van de vijf Daytona Competizione’s uit serie I:

FdayC14407

Chassis 14407:
Nieuw afgeleverd aan Charles Pozzi in de zomer van 1971 was dit de eerste van vijf exemplaren die dit jaar gebouwd werden. Het maakte zijn competitiedebuut met een 10e plaats in de Tour Auto en een derde plaats overall in de Montlhery 1000 km. In de jaren daarna werd er met 14407 uitgebreid geracet met een klasse overwinning op Le Mans in 1974 door Bardini en de toenmalige eigenaar Cyril Grandet als beste resultaat. Uiteindelijk kwam de auto terecht bij een Nederlandse liefhebber die er, na een complete restauratie, vol mee ging racen; onder andere in de Tour Auto in 2005 (zie foto).

FdayC14429

Chassis 14429:
Van de 15 gebouwde Daytona Competizione’s is dit het enige exemplaar waarmee in de 70er jaren niet geracet werd. Chassis 14429 was gekocht door Enzo Ferrari’s goede vriend Dottore Paolo Mariani die er op straat mee reed. In de daarop volgende jaren had de auto meerdere eigenaren tot hij in 1994 gekocht werd door Sir Anthony Bamford. Deze liet de auto prepareren voor het racen maar hij werd hier maar een enkele keer voor gebruikt. Sinds 1999 is de 14429 in Zwitserse handen en wordt er meer mee geracet in evenementen als de Tour Auto en de Le Mans Classic.

FdayC14437

Chassis 14437:
Dit exemplaar was bestemd voor de Scuderia Filipinetti die hem als eerste gebruikte in de Tour Auto waar hij in de handen van Vic Elford en Max Kingsland vierde werd. Nadat chassis 14437 in 1972 op Le Mans gecrasht was werd er niets meer mee gedaan totdat hij uiteindelijk verkocht werd. In 1977 kocht acteur Paul Newman de auto en werd hij vijfde overall in de Daytona 24 Hours samen met Milt Minter en Elliott Forbes-Robinson. Na een korte stop bij de Matsuda collectie is de auto nu in handen van een Amerikaanse enthousiast die er actief mee racet in de USA en in Europa.

FdayC14885

Chassis 14885:
Dit is de eerste van 2 Daytona Competizione’s die verkocht werden aan het NART team van Luigi Chinetti. Dit exemplaar racete op de circuits van Daytona en Sebring bij de start van het seizoen 1972. Het beste resultaat werd behaald op Sebring waar Luigi ‘Coco’ Chinetti en Bob Grossman tweede in de klasse finishte. In de 90er jaren keerde de auto terug naar de circuits, op dat moment in Duitse handen. Op de foto is de 14885 te zien in de handen van Sir Anthony Bamford die er mee deelnam aan de Tour Auto en de Spa CER race in 2005 en de 2006 Le Mans Classic.

FdayC14889

Chassis 14889:
Het laatste exemplaar van de serie I werd nieuw afgeleverd aan het NART team dat er veelvuldig mee racete in de seizoenen 1972 en 1973. Tot zijn beste resultaten behoorde een vijfde overall plaats in de Daytona 24 Hours in 1973 met aan het stuur Bob Grossman, Luigi ‘Coco’ Chinetti en Wilbur Shaw Jr. Lange tijd bleef de 14889 in de USA totdat hij uiteindelijk gekocht werd door Jean Guikas in Frankrijk die er in 2010 mee deelnam aan de Le Mans Classic.

Jaap Bakker

mei 22nd

12:53
Ferrari